Objecten selecteren, verplaatsen en dupliceren
Wanneer u klikt op een object om dit te selecteren, verschijnen er handgrepen. Gebruik deze grepen om het object te manipuleren.
In bepaalde gevallen is de manier waarop u een object verplaatst afhankelijk van het type object: regelgebonden, zwevend of verankerd.
Objecten selecteren
Voer een of meer van de volgende handelingen uit:
-
Een object selecteren: Klik op het object.
Om een object te selecteren waarvan de vulling is ingesteld op 'Geen', klikt u op de rand van het object.
-
Meerdere objecten selecteren: Klik op de objecten terwijl u de Command-toets ingedrukt houdt.
U kunt meerdere zwevende en verankerde objecten selecteren. Als u een regelgebonden object selecteert, kunt u alleen op andere regelgebonden objecten klikken wanneer u de Command-toets indrukt.
-
Alle objecten op een pagina selecteren: Druk op Command + A.
Hiermee worden geen regelgebonden objecten geselecteerd.
-
Een object selecteren dat is gegroepeerd met andere objecten: Klik tweemaal langzaam achter elkaar op het object of hef eerst de groepering van de objecten op (kies 'Orden' > 'Hef groep op').
Als het afzonderlijke object niet wordt geselecteerd wanneer u er tweemaal op klikt, is het mogelijk dieper genest. Klik nogmaals en blijf klikken totdat het gewenste object is geselecteerd.
Een bepaald object selecteren of de selectie hiervan opheffen als meerdere objecten zijn geselecteerd: Klik op het object terwijl u de Command-toets ingedrukt houdt.
Objecten verplaatsen
Voer een of meer van de volgende handelingen uit:
-
Een object verplaatsen: Sleep het label of de doellocatie. Sleep het object niet aan de selectiegrepen. Dan kunt u namelijk per ongeluk de grootte van het object wijzigen.
Om een object te verplaatsen waarvan de vulkleur is ingesteld op 'Geen', sleept u de rand van het object.
De verplaatsing van een object horizontaal, verticaal of tot een hoek van 45 graden beperken: Houd de Shift-toets ingedrukt tijdens het slepen.
Een object pixel voor pixel verplaatsen: Druk op een pijltoets. Om een object met tien pixels tegelijk te verplaatsen, drukt u op Shift en een pijltoets.
De positie weergeven van een object dat wordt verplaatst: Kies 'iBooks Author' > 'Voorkeuren', klik op 'Algemeen' en selecteer 'Toon grootte en positie bij verplaatsing objecten'.
Objecten kopiëren of dupliceren
De locatie voor het gekopieerde object bepaalt of u een object gaat kopiëren of dupliceren. Als u de kopie heel ergens anders wilt gebruiken (zoals in een ander hoofdstuk), kunt u beter kopiëren en plakken. Als u de kopie echter dichtbij het origineel wilt gebruiken, is dupliceren meestal eenvoudiger.
Voer een van de volgende handelingen uit:
Een object kopiëren en plakken: Selecteer het object, kies 'Wijzig' > 'Kopieer', klik op de plaats waar u de kopie wilt weergeven en kies 'Wijzig' > 'Plak'.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk om een object te dupliceren:
Sleep het object terwijl u de Option-toets ingedrukt houdt.
Selecteer het object en kies 'Wijzig' > 'Dupliceer'. De kopie verschijnt enigszins verschoven boven op het origineel. Sleep de kopie naar de gewenste locatie.
Als u een object niet kunt selecteren of verplaatsen, is het object mogelijk vergrendeld, achter een ander object geplaatst of gegroepeerd met andere objecten.